In 2040 … is netwerkzorg een realiteit. Fysieke zorglocaties zoals we die in 2024 nog kenden, zijn verdwenen, inclusief de traditionele visie op het ziekenhuis als dominante zorglocatie. Het Integraal Zorg Akkoord (IZA)7 en het Programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WoZo)8, beide daterend uit 2022, introduceerden in Nederland het principe: ‘zelf, thuis en digitaal tenzij’. Deze verschuiving werd ondersteund door de nationale visie en strategie voor digitalisering en informatievoorziening in de zorg, gelanceerd in 20239. Ook andere westerse landen maakten deze ontwikkeling door. Scandinavische landen, zoals Finland en Zweden, maar ook Korea, Japan en de Verenigde Staten10 hebben al jaren de zorg gevirtualiseerd. Enerzijds om grote geografische afstanden te overbruggen en anderzijds om met een kleiner personeelsbestand meer patiënten te kunnen ondersteunen. Ofwel, zorg en ondersteuning: altijd én overal.
Virtuele zorg en ondersteuning is de norm
Door een combinatie van sterke economische groei en de uitstroom van oudere zorgprofessionals, nam de arbeidsmarktkrapte exponentieel toe. Hierdoor versnelde eind jaren ’20 de ontwikkeling en adoptie van virtuele zorg enorm. Jarenlange inzet van toegewijde zorgvernieuwers werd beloond toen het tekort aan collega’s, de toenemende werkdruk en de bewezen effectiviteit van virtuele zorg ertoe leidden dat bestuurders en zorgprofessionals deze werkwijze volledig omarmden. De vrees voor baanverlies en verminderd persoonlijk contact maakte plaats voor adoptie en aanzienlijke investeringen. Grote werkgevers en werkgeversorganisaties vormden hierin een belangrijke drijver. Mondiale speler ASML besefte bijvoorbeeld al begin jaren ’20 dat de toenemende druk op mantelzorgers – en daarmee hun medewerkers – veelal verlicht kon worden door te investeren in het versnellen van de digitale transformatie van de zorg.
Tegenwoordig vindt slechts de helft van de zorgactiviteiten nog plaats op een zorglocatie. Dit betreft doorgaans complexere multidisciplinaire zorg en ondersteuning. De patiënt staat daarbij echt centraal doordat meerdere disciplines en organisaties in het netwerk, over hun eigen organisatiegrenzen, samenwerken. Over eerstelijns, tweedelijns en derdelijnszorg spreken we al langer niet meer. Andere vormen van zorg en ondersteuning vinden voornamelijk thuis plaats. Niet zo gek, want al in 2021 werd voorspeld dat binnen drie jaar bijna een kwart van de zorgactiviteiten buiten de muren van het ziekenhuis zou gaan plaatsvinden11. Ondanks dat veel zorgorganisaties na de coronapandemie eerst terugveerden naar het ‘oude normaal’12, heeft deze trend zich stevig doorgezet. Resulterend in versnelde adoptie en succesvolle implementatie, opschaling en borging van virtuele zorg. Fysieke afspraken zijn nu beperkt tot noodzakelijke gevallen, virtuele methoden zijn de standaard. Het Nederlandse Zuyderland ziekenhuis werd eind 2023 nog geroemd om haar aankondiging duizend poliklinische afspraken per jaar te gaan voorkomen met een thuismonitoringsprogramma voor botbreuken en ontwrichtingen13. Inmiddels heeft deze ontwikkeling zich in het gehele publieke gezondheidsdomein zeer stevig doorgezet. We zagen, ondersteund door het IZA, in 2026 al een merkbare afname in fysieke polibezoeken in Nederland.
Hoewel niet elke zorg- en ondersteuningsvraag zich leent voor virtualisering, is 95% van de diagnostische, behandelings- en monitoringstrajecten, die daartoe geschikt zijn, hybride ingericht. Virtuele zorg is dus de norm. Begin 2030 verdubbelde het Britse National Health System (NHS) bijvoorbeeld het aantal beschikbare virtuele bedden, na een eerdere verhoging 40 naar 50 per 100.000 inwoners in 202314. En eind 2038 opende in Buenos Aires het zesde virtuele ziekenhuis van Zuid-Amerika, waarmee het zuidelijke gedeelte van het continent en de omliggende eilanden werd gedekt. Dit in navolging van voorbeelden uit de Verenigde Staten15,16, Finland17 en Israël18, die aldaar leidden tot verbeterde toegankelijkheid, patiënttevredenheid en -uitkomsten, en aanzienlijke kostenbesparingen19. Ook in de langdurige zorg en thuisondersteuning is een sterke toename te zien in het gebruik van virtuele zorg. Dit deels geïnspireerd door de succesvolle toepassingen van het Japanse National Medical Strategic Plan voor het virtualiseren van de ouderenzorg in de thuissituatie20. Opvallend genoeg leidde de groeiende zorgvraag en toenemende druk op mantelzorgers ertoe dat juist consumententechnologie als middel voor virtuele ondersteuning, sneller werd omarmd dan aanvankelijk gedacht.
Zorg en ondersteuning is locatie- en tijdsonafhankelijk
Terwijl er eind jaren ‘10 al veelvuldig over geschreven werd, heeft de patiënt zich in de afgelopen jaren pas echt ontwikkeld tot een actief regisseur die zijn of haar zorg- en ondersteuningsbehoefte bepaalt (zie de paragraaf over ‘De gezondheidsarchitect’) en 24/7 toegang heeft tot zorg en ondersteuning. Dankzij de toename van virtuele zorg, thuiszorgrobots en geavanceerde medische apparatuur, verplaatsen zorg- en ondersteuningsdiensten zich steeds meer naar de thuissituatie. Digitale hulpmiddelen bieden betrouwbare ondersteuning bij diagnostiek, behandeling en monitoring. Indien nodig volgen regionale telemonitoringscentra real-time een patiënt op afstand. Fysieke afspraken zijn enkel nog nodig voor specifieke interventies. Deze trend die begin jaren ’20 startte, omvatte locatie-onafhankelijke, breed toegankelijke zorgvormen. Denk aan MRI’s vanuit een mobiele trailer21, een digitale dialysekliniek thuis22, het mondiaal verwerken van testkits23, en het monitoren van iemands hartconditie24.
Virtuele zorg maakt communicatie onafhankelijk van tijd en locatie, wat leidt tot efficiëntere informatie-uitwisseling tussen patiënt en zorgprofessional, en tussen zorgprofessionals onderling. Dit heeft zorg en ondersteuning flexibeler gemaakt, biedt meer mogelijkheden voor communicatievoorkeuren en helpt taal- en tijdsobstakels te overbruggen. Digitale assistenten kunnen nu zelfstandig anamneses afnemen, terwijl algoritmes helpen om taalbarrières te voorkomen25.
Het feit dat de meeste operaties (op afstand) uitgevoerd worden door robots onderstreept dat geografische belemmeringen tot het verleden behoren. De vooruitgang van mobiele netwerken, de intrede van kunstmatige intelligentie en het vervallen van enkele sleutelpatenten in de robotische chirurgie26 gaven de robot-geassisteerde operatie-industrie een enorme boost. Vier decennia na ‘Operation Lindbergh’, de eerste trans-Atlantische operatie met een robot27, is robotische chirurgie de normaalste zaak van de wereld. Dit stelt niet alleen specialisten en studenten wereldwijd in staat om mee te kijken over de schouder van een chirurg28, maar maakt het ook voor regionale klinieken mogelijk om operaties 24 uur per dag te plannen, indien nodig zelfs in een ruimteschip in het heelal29. In circa 20% van de gevallen is de chirurg niet fysiek aanwezig, maar voert deze de ingreep op afstand uit, bijgestaan door een lokaal team.
Eind jaren ’30 is in Europa het Health-as-a-Service (HaaS) model geïmplementeerd; een voorziening die zorgt dat patiënten op het juiste moment de benodigde zorg krijgen. Binnen het model nemen zorgaanbieders en andere instanties op basis van verwijzingen een breed scala aan (digitale) diensten af. De HaaS stelt instanties in staat om de toegankelijkheid van zorg op een dynamische, flexibele manier uit te breiden en stapsgewijze, consistente verbeteringen door te voeren die zijn gekoppeld aan hun zakelijke doelstellingen en middelen.
Het gezondheidsecosysteem als belangrijke pilaar voor virtuele zorg
Begin jaren ’20 startte veel zorgaanbieders zelfstandig telemonitoringsdiensten en virtuele serviceconcepten30. Dit resulteerde in een gefragmenteerd landschap waarin de potentie van virtuele zorg onvoldoende werd benut. Het integreren van virtuele zorg bleek simpelweg niet iets wat je er ‘even bij kon doen’ en het verandervermogen stond onder druk door personeels- en financiële tekorten. In de jaren ’30 leidde het creëren van voldoende schaalgrootte tot diverse samenwerkingen tussen onder meer zorg- en welzijnsaanbieders, zorgverzekeraars en andere financiers, leveranciers, werkgevers en overheden en regelgevers. Hiermee ontstond een beweging naar een gezondheidsecosysteem waarin ook gezondheid een gezamenlijke verantwoordelijkheid werd van het publieke, private en het non-profit domein. Gezondheid is stevig ingebed in de gemeenschap en specialisten zijn pas in latere stadia van het ziekteproces nodig. Waar nodig staat juist een (virtueel én fysiek verbonden) netwerk van formele en informele (zorg)professionals paraat, in plaats van een keten van zorgorganisaties. Burgers hebben snel en gemakkelijk toegang tot nabije, geïntegreerde zorg en ondersteuning. Waarbij technologie ook sociaal contact en samen-leven mogelijk maakt. Dankzij technologische innovaties focust dit ecosysteem zich meer op gezondheid en gedrag dan op ziekte en zorg. Zorg en ondersteuning is hierdoor georganiseerd in integrale netwerken rondom de patiënt met als uitgangspunt: zoveel mogelijk digitaal, waar nodig fysiek. In Nederland waren overigens hierin niet zozeer de technologische mogelijkheden de belangrijkste drijvers. Juist het herinrichten van de bekostigingsstructuur en financiële vergoedingen over het netwerk heen bleek de golden bullet.
De samenwerking tussen organisaties is ook op andere gebieden intensiever geworden. Zo hebben zorgorganisaties geen eigen stafafdelingen meer en wisselen ze personeel uit. Het heeft geresulteerd in virtuele serviceconcepten, waarbij meerdere zorgorganisaties toegang hebben tot dezelfde diensten en resources, en expertise delen om efficiëntie te maximaliseren. Aan het begin van de jaren ‘20 zagen we de introductie van de eerste regioverpleegkundigen. Tegenwoordig is een aanzienlijk deel van de zorgprofessionals deelnemer aan een regionaal samenwerkingsverband of in dienst van meerdere werkgevers. Zowel op nationaal als internationaal niveau zijn ‘blended’ teams actief waarin zorgprofessionals met patiënten, mantelzorgers, AI-experts en virtuele zorgcoördinatoren samenwerken om de transformatie te realiseren. Slimme matchingplatformen ondersteunen een continue en effectieve koppeling van vraag en aanbod. Naast deze officiële wegen zijn er parallelle initiatieven ontstaan die de connectie zorgvragers en (individuele) zorgaanbieders vergemakkelijken. Juist omdat de pool van zzp’ers in de zorg nog altijd zeer groot is. Dankzij de technologische vooruitgang is het overigens prima mogelijk om deze over taal- en landsgrenzen heen te realiseren.
Nieuwe bestemmingen voor traditioneel zorgvastgoed
De opkomst van virtuele zorg heeft traditionele en ‘grote’ zorglocaties getransformeerd in compacte instituten die zich richten op specifieke interventies. De gerealiseerde kostenbesparingen zijn onder meer gebruikt voor het bewerkstelligen van deze transformatie. Gezondheidszorg heeft zich hierdoor naar de thuissituatie en de wijk verplaatst, met als gevolg dat veel zorggebouwen uit de vroege 21e eeuw herbestemd zijn, bijvoorbeeld voor geïntegreerde en modulaire woningen. Op deze manier is anno 2040 het aantal m2 zorgvastgoed in Nederland met zo’n 60% afgenomen ten opzichte van 2024, ondanks een gegroeide patiëntenpopulatie. De beweging die dateert uit 1995 is hiermee doorgezet en zelfs aanzienlijk versneld31. Dit sluit aan bij de bevindingen dat al begin jaren ’20 een kwart van de zorg buiten de muren van het ziekenhuis kon plaatsvinden. Op geleide van de veranderende behoeften zijn de resterende locaties aangepast en is er meer nadruk gekomen op flexibiliteit, hygiëne en sociale aspecten32. Daarnaast zijn er technologiehubs ontstaan waardoor ziekenhuizen nu dienen als innovatiecentra voor medische technologie.
De (hoog)complexe zorg in Nederland is geconcentreerd op enkele strategische locaties, ondersteund door de eerdergenoemde monitoringscentra en multidisciplinaire gezondheidscentra in de wijk, oftewel lokale ‘health hubs’. In deze health hubs gaat aandacht uit naar alle facetten van gezondheid (lichamelijk, geestelijk en psychosociaal) en vormt een balans tussen formele en informele ondersteuning. Planbare zorg verplaatste zich van het traditionele ‘ziekenhuis’ naar regionale centra, terwijl chronische zorg steeds vaker in de ‘nulde lijn’ door mensen zelf – thuis – wordt georganiseerd, met virtuele ondersteuning op afstand. Traumazorg gebeurt met geavanceerde ambulances die direct verbonden zijn met monitoringscentra. Bij noodmeldingen arriveert eerst een drone om een inschatting te maken van de passende vervolgstappen. Altijd én overal vereist ook een andere inrichting van de (bijna-)thuissituatie waarbij technologische oplossingen hand in hand gaan met andere afspraken. Nadere toelichting hierop is te vinden in de paragraaf ‘De gezondheidsarchitect’.
Een 24/7-gezondheidseconomie stelt eisen aan data-infrastructuur
De overgang naar een altijd actieve gezondheidseconomie vereist toegankelijke data op elk moment. Met de lancering van DigiDelta in 2028, naar voorbeeld van e-Estonia33 en cloudplatformen zoals AWS van Amazon en Azure van Microsoft, en mede dankzij de minister van Digitale Zaken die in datzelfde jaar aantrad, heeft Nederland zijn digitale infrastructuur aanzienlijk doorontwikkeld, in nauwe samenwerking met andere publieke en private partijen. Dit digitaal fundament voor de eigen regie van burgers en bedrijven omvat een geïntegreerde technische infrastructuur die voor elke burger toegankelijk is en waar alle overheidsdiensten op aangesloten zijn.
DigiDelta is te beschouwen als een digitale stekkerdoos; een verbindende schakel tussen zowel burgerdata als data van de overheid en bedrijven. Deze infrastructuur maakt een veilige en vloeiende integratie van alle publieke en private digitale diensten services mogelijk. ‘De juiste info op de juiste plek voor de juiste persoon via het juiste kanaal’. Burgers hebben het volledige eigendom van hun digitale identiteit, inclusief de controle over wie hun informatie mag inzien en wie in de nationale informatiesystemen hun gegevens mag raadplegen. Voor dit principe werd al in 2023 besloten in de European Health Data Space (EHDS) die Europese burgers meer controle gaf over hun zorggegevens34. Een datagedragen revolutie volgde, met Finland als een van de Europese pioniers in het secundair gebruik van gezondheidsinformatie35.
Door DigiDelta gaan alle zaken rondom de Nederlandse burger nu voor 90% digitaal. Een andere belangrijke basis hiervoor werd in 2024 gelegd toen de ondertekenaars van het IZA kozen voor CumuluZ als doelarchitectuur voor digitale gegevensuitwisseling in de zorg36. Digitale data-uitwisseling is daarmee in 2040 gemeengoed geworden binnen verschillende sectoren en in de regionale organisatie van zorg in het bijzonder. In verschillende Europese regio’s is succesvol geïnvesteerd in platforms waarbinnen op een veilige, eenduidige manier gegevens over inwoners zijn geïntegreerd en geharmoniseerd, inclusief de data die via consumentenapps is verzameld. In de Zweedse buitenregio van Stockholm houden inwoners bijvoorbeeld via de digitale persoonlijke omgeving BeHealthy hun gezondheidsdoelen en gezondheidsgegevens bij en kunnen ze hun uitslagen, medicatie- en vaccinatiegegevens bij de verschillende zorgorganisaties in de regio inzien. Deze regio’s, de Blue Data-Zones, worden internationaal veel aangehaald als succesvolle resultaten van een grootschalige informatiestandaardiseringscampagne van de overheid. De lessen van andere succesvolle data-uitwisselingsgebieden zoals e-Estonia en Israël zijn hierbij uiteraard meegenomen.
Ondanks de essentiële rol voor een internationale 24/7-gezondheidseconomie, ging de vooruitgang in de digitale infrastructuur de afgelopen jaren traag, mede door de uiteenlopende niveaus van digital maturity binnen de Europese gezondheidsstelsels37 en regelgeving zoals de GDPR. Europese initiatieven zoals het Europese digitale kompas voor 203038, de implementatie van de EHDS en het omarmen van interoperabiliteitsstandaarden zoals de FHIR in 202339, hebben samen met nationale inspanningen gezorgd voor geleidelijke vooruitgang in virtuele zorg. Tegelijkertijd dwong netcongestie, ook wel file op het elektriciteitsnet, in de jaren ’20 zorgaanbieders tot het veiligstellen van voldoende ‘energie’ voor digitale toepassingen. Zo had de prijsinflatie van energie grote impact op de begroting van publieke organisaties, was het lange tijd onmogelijk voor gezondheidscentra om aangesloten te worden op het net en zaten zorgaanbieders in de Benelux geregeld diverse dagdelen zonder stroom door stroomtekorten40. Zorgaanbieders hebben hierdoor veel geïnvesteerd in zowel het zelf opwekken als het opslaan van energie. Verdere ontwikkelingen in de datawereld van 2040 worden nader geduid in de paragraaf ‘Team AI-Robot’.